De weg naar de necropoli.
Utica
Van Diessen in Utica.
Op een warme dag in het jaar 1982 n.C.
reed ik van Tunis naar het noorden. Ik had net de grote desillusie van Carthago
achter de rug. Ondanks het feit, dat je van tevoren weet, dat er haast niets
tastbaars meer boven de grond te traceren valt, is toch de daadwerkelijke
optekening op het netvlies daarvan een schok van jewelste. De grootste of één
van de grootste oorlogsmisdaden van de oudheid werkt nog steeds door bij het
barre zien daarvan.
Ik heb het kroost achtergelaten op de
hete stranden van Neapolis en ga opnieuw op excursie naar de restanten van een
beschaving, die mij altijd heeft geïntrigeerd. Naast Carthago waren er meer
Punische steden in Noord‑Afrika. Neapolis of het moderne Nabeul was er ook zo
een. Mijn tent staat opgeslagen op het terrein van het oude Neapolis. Mijn
kinderen hebben er geen weet van, dat ze op historische grond bivakkeren, maar
weten wel, dat vader zonodig op expeditie moet. Het wordt heet op deze dag.
Na de heuvels benoorden Tunis komt de
verzengende vlakte van de rivier de Medjerda in zicht met aan de einder een
nieuwe heuvel. De rivier wordt gepasseerd en dan even later volgt de stoffige
zijweg naar Bordj & Henchir Bou Chateur of Bû Schâter. Het is inmiddels
ongemeen heet geworden op het midden van de dag. Met moeite bereik ik het begin
van het dorp en kan nog net een bordje ontwaren, dat me naar een museum leidt.
Ik heb mijn eigen fysieke mogelijkheden overschat. Kon ik in Carthago nog
wegvluchten in een restaurant en om 'arba' te smeken; nu is iets dergelijks in
geen velden of wegen te bekennen. Ik strompel uit de auto naar de schaduw toe
en probeer bij te komen. Het is over de 40 graden Celsius. Naast de deur van
het museum vind ik enige schaduw en zak ineen. Na enige tijd en misschien wel
langer voel ik een hand op mijn schouder. Een Tunesiër bevindt zich gehurkt
voor mij met een schaaltje water en wat vruchten. Hij lapt me weer op. We
verstaan elkaar nauwelijks, maar na enige tijd heb ik door, dat hij de
beheerder van het museum is. Hij begrijpt nu ook, dat ik zomaar geen toerist
ben, maar dat ik alles weten wil van het museum. Hij leidt me rond en ik kan
overal foto's van maken. In de sarcofaagjes huizen salamanders en spinnen. Na
enig tijd ben ik enigszins hersteld en maak aanstalten om verder de plaats te
verkennen. De beheerder raadt het me af, maar ik ben er nu eenmaal en zal de
plaats ook zien ook. De goede man geeft me nog wat dadels en een fles water mee
voor onderweg en ik geef hem wat geld, waar hij maandenlang van zal kunnen
leven. Onder een parapluie strompel ik door het antieke Utica en herken onmiddellijk alles waarover
ik in het verleden gelezen heb. Ondanks het feit, dat ik af en toe dreig flauw
te vallen, kom ik tot het 'eiland' en de necropool. De inderdaad perfecte graf‑vierhoeken
zijn bevuild met afval en poep. De Romeinse muren en bastions zijn duidelijk
aanwezig. De weg terug naar de heuvel is een golgotha ervaring. Halverwege ligt
een dode hond, die nauwelijks zichtbaar is vanwege de horde vliegen. Ik redt
het net terug naar de auto en de beheerder zit meewarig voor zijn deur naar mij
te kijken. Groot is zijn verbazing als ik nog twee keer er op uit trek om
zoveel mogelijk te zien en vast te leggen.
Er leven overigens niet veel mensen
meer in Utica in 1982. Ze hebben een deel van de Romeinse overblijfselen benut
voor provisorische huizen. Onderweg komen er ook nauwelijks mensen op dit uur
van de dag naar buiten. Alleen wat kippen kruisen het pad van deze avonturier.
Er zijn ook geen archeologen te
ontdekken, want die kiezen begrijpelijk het winterseizoen voor hun onderzoeken.
Aan het eind van de dag voel ik het contrast tussen het Carthago met zijn
moderne vila's en het Utica met zijn schamele behuizingen nu des te
schrijnender. Het is tekenend voor deze oudste stad van de Feniciërs in Noord‑Afrika.
Op de terugweg in de naderende avond naar Tunis en verder is er even tijd om
tot bezinning te komen. Ik neem mij voor ooit een boek te schrijven over dit
van god en al verlaten oord, waarvan de Fenicische naam niet eens met 100% zekerheid
bekend is. Wel weten we de Griekse naam "Ityke" en de Latijnse vorm
"Utica". De Fenicische letters zouden ' T G (=de oude), of ' T K
(=station) de luisterrijke/prachtige of eenvoudigweg de kolonie kunnen zijn.
Na 17 jaren is het er dan eindelijk van
gekomen. Het boek is in de koude Hollandse winter van 1998/1999 gemaakt, al was
het alleen maar uit piëteit voor de ouderdom van de stad, uit dank voor de
beheerder van museum en als herinnering aan een fantastische werk‑vacantie in
Tunesië.
Overigens zal in dit boek voor het
gemak zoveel mogelijk de meest bekende naam Utica worden gebruikt.
Henk van Diessen
Apeldoorn, 1999.
74.1 Utica H van Diessen NCPHP, Apeldoorn,
De oudste Phoenicische 1999.
nederzetting in Afrika.
UTIQUE
A.Lèzine. Societé Tunesiennes de
diffusion, Tunis ,
1970.
Veel citaten. 55 foto's.
Diverse plattegronden.
Belangrijk als basis
voor elke publicatie over Utica.
Topographie
Histoire
Fouilles et
découvertes
Maisons et
monuments publics
Cintas in Utica.
Hoofdstuk 1.De problemen.
-
de overleveringen: is het wel 1101 v.C als stichting?
-
de geografische omstandigheden: de verlanding.Fr.Reyniers onderzoekt de
aanslibbing in 1951. Twijfel over het eilandje van S.Gsell.
-
de archeologische gegevens en het gebruik van luchtfoto’s.
Hoofdstuk 2.De nieuwe opgravingen.
-
de loop van het grondwater
-
de oude kustlijn
-
de noordelijke necropool
-
hoe de deksels op de sarcofagen werden neergelaten
-
het Punische 5e eeuwse Utica
-
enige chronologie:
eind 7e
eeuw: begin Carthaagse invloed
6e eeuw:
de grootste ontplooiing
5e eeuw:
teruggang
4e eeuw:
Renaissance in de zin van Hellenisering
Hoofdstuk 3.De 1e campagne.
-
de oostelijke necropool
-
de scarabee van de krijger
-
graven uit de 4e eeuw
-
het tablet van de ambachtsman
-
graven uit misschien 8e maar zeker uit 7e eeuw
-
classificatieproblemen keramiek
-
keramiek uit 8e eeuw
Hoofdstuk 4.De 2e campagne.
-
necropool van de ‘berge’
-
graven uit de 5e eeuw
-
messen en scheermessen
-
graven uit de 6e eeuw
-
de ring met Baal
-
Griekse keramiek
-
Graven uit de 7e eeuw
-
Graven uit de 8e eeuw
Bijlagen met veel kaarten, foto’s.
74.2 Deux campagnes de P.Cintas Karthago, Revue tri‑
fouilles à Utique mestrielle
d'archéologie Africaine, Parijs, 1951.
74.3 Nouvelles recherches P.Cintas/Colozier copie +
à Utique
aantekeningen.
Uitwerking voor
wat betreft de ligging van de graven
Topografie van Utica.
Een aantal plattegronden en doorsnedes verduidelijken
de daadwerkelijke opbouw en uitbreiding van Utica.
74.4
Utique
A.Lézine Mélanges
d'archéolo‑
Notes de topographie gie et d'histoire offerts à A.Piganiol Paris, 1966.
De omgeving van Utica.
Vooral ten westen van Utica is een zone aangetroffen
met een concentratie van keramiek met o.a. een pottenbakkersoven. De gevonden
keramiek heeft een verfijnd karakter en is :
-
lokaal zwarte vernis
-
campaans A
-
Attisch
74.5 Prospection archéolo‑
A.Ben Younds Reppal IV, 1988
gique dans la zone Krandel
d'Utique F.Chelbi
74.6 Overig UTICA Kaarten,
grafieken, aantekeningen, plattegronden.
69.8.17.BK17
Utique.
Het 1700 jarig bestaan van de
stad. Tussen de 3e en 8e eeuw na Chr. wijzigt zich de
loop van de Medjerda (=Macaras=Bragadas). A.Daux ziet 3 cothons? Er is een
warme bron. De grootte was 12-20 ha.
Plinius de oudere: stichting in
1178 voor zijn NH = 1101 en 9 jaar na de stichting van Gadir. Ofwel 287 jaar
voor de stichting van Carthago. De archeologie komt niet verder dan de 9e
eeuw v.C. Elissa gaat niet naar Utica, omdat ze dan weer onder een Fenicische
koning zou vallen.
Van Tyrus tot de zuilen heeft
men 22 dagen en nachten nodig.
Utica op internet.
De Punische periode wordt afgedaan met de regel:
Utica was de rivaal van Carthago. Vervolgens: Hoofdstad van Africa Vetus. In de
Romeinse tijd was Utica 40 ha. groot. Het concilie van 256 na Chr. Martelaren
op de plek Massa Candida. De laatste bisschop in 703 na Chr. Hierna wordt Utica
door de Arabieren verwoest.
83.4. Utica
IC Ltd
Washinton 1999
Zie: Atlas van de Fenicische en Punische stammen, steden en
volken.
19A.De
omgeving van Utica (ca.1000 v.C).
19B.De
lokatie van Utica.
Vroege
literatuur:
Carton (Dr.), Inscription romaine relevée à Utique, BCTH, 1904, p. CLXXXVII.
Merlin, Les théâtres romains de Carthage et El Jem; la
nécropole punique d'Utique; fragment
d'inscription romaine trouvée à Smindja (Tunisie); inscription romaine sur une
colonne à Bir M'Cherga, BCTH, 1906, p. CXCV-CXCVIII.
Carton (Dr), Inscriptions romaines de Bordj Haouida et d'Utique, BCTH, 1906, p. CCXXXI.
Martin
(J.), Reconnaissance
des antiquités préhistoriques de Chaouach: dédicace romaine à Thala;
fouilles à Utique, BCTH, 1915, p.
XCVI-XCVIII.
Merlin, Découvertes puniques et chrétiennes dans les
ruines d'Utique, BCTH, 1924,
p. LXII-LXV.
Moulard (J.), Poinssot (L.) et Lantier (R.), Fouilles et découvertes à Utique, BCTH,
1924, fig., p. 141-161.
Moulard (J.), Fouilles à Utique, en 1925, BCTH, 1926, p.
225-235.
Picard (Gilbert-Charles), Rapport sur
l’archéologie romaine en Tunisie dans le second semestre 1948, BCTH,
1946-1949, p. 619-634 ; p. 619 : 1° Carthage (déblaiement
des thermes d’Antonin) ; p. 620-623 : 2° Utique (sondages de P. Cintas, édifices, buste de Marc-Aurèle, de
Domitia Lucilla ( ?), inscriptions ; p. 623-631
CHARLES-PICARD (Gilbert), Rapports sur
l'archéologie romaine en Tunisie pendant le second semestre 1949,
BCTH, 1950, p.
74-88;CARTHAGE.- Thermes
d'Antonin, p. 74-77 et
154-__; inscriptions latines, p.
77, 81 ; mosaïque de
sainte Monique, p. 77; Sarcophages
des Saisons, p. 78-81 ;
Utique, fouilles 081 SCHILLING (Robert),
inscription latine, p. 81-82;
BCTH, 1954, p.
174-176 ; p. 174-175 : Campagne de fouilles
de P. Cintas à Utique,
nécropole archaïque, nécropole punique
Horlaville, Rapport sur une communication de F. Reyniers,
Boulets trouvés à Utique, BCTH,
1955-6, p. 149-151.
Fevrier J.-G., (Stèle punique découverte à Utique par P.-A. Février), BCTH,
1958, p. 59.
Overige literatuur (soms dubbel met voorafgaande):
Utique
P TROUSSET
et R. PASKOFF, La baie
d'Utique et son évolution depuis l'Antiquité une réévaluation géoarchéologique,
BCTH, n.s., 23, 1990-92, p. 220
Février
(P.A.), Une campagne de fouille à Utique (1957), Karthago, VII, 1956, p.
139-170.
JERZY
KOLENDO, Le cirque, l'amphithéâtre et le téâtre d'Utique d'après la
description d A. Daux, Africa romana, 6,
1988, p.249-265.
RITA
ESPOSITO, Le prime spedizioni "scientifiche" ad Utica
fra immaginario e archeologi, Africa romana,
13, 1998, p.541-548.
1994
Picard (C et G.), Problèmes d'Utique, BSNAF, 1994, p. 71-72.
1902
Gauckler (P.), Antiquités romaines récemment découvertes à Utique, BSAF, 1902,
p. 237-244, pl.
1902
Gauckler (P.), Antiquités romaines récemment découvertes à Utique, BSAF, 1902,
p. 237-244, pl.
1904 Carton
(Dr.), Inscription romaine relevée à Utique, BCTH, 1904, p. CLXXXVII.
1904 Carton
(Dr.), Inscription romaine relevée à Utique, BCTH, 1904, p. CLXXXVII.
1905
Hauvette (G.), Note sur les antiquités d'Utique, BSAF, 1905, p. 262.
1905
Hauvette (G.), Note sur les antiquités d'Utique, BSAF, 1905, p. 262.
1906
Merlin, Les théâtres romains de Carthage
et El Jem; la nécropole punique d'Utique; fragment d'inscription romaine
trouvée à Smindja (Tunisie); inscription romaine sur une colonne à Bir
M'Cherga, BCTH, 1906, p. CXCV-CXCVIII.
Carton
(Dr), Inscriptions romaines de Bordj Haouida et d'Utique, BCTH, 1906, p.
CCXXXI.
1906
Delattre (le P.), Une nécropole punique à Utique, CRAI, 1906, p. 60-63.
1906
Merlin, Les théâtres romains de Carthage
et El Jem; la nécropole punique d'Utique; fragment d'inscription romaine
trouvée à Smindja (Tunisie); inscription romaine sur une colonne à Bir
M'Cherga, BCTH, 1906, p. CXCV-CXCVIII.
Carton
(Dr), Inscriptions romaines de Bordj Haouida et d'Utique, BCTH, 1906, p.
CCXXXI.
1911
DELATTRE (A.). - Quelques heures passées à Utique, R. Tun., 18, 1911, p.
323-326.
1912 Héron
de Villefosse, Récentes découvertes à Utique, CRAI, 1912, p. 104.
Merlin
(A.), Découvertes à Utique, CRAI, 1912, p. 106-114.
1912 Héron
de Villefosse, Récentes découvertes à Utique, CRAI, 1912, p. 104.
Merlin
(A.), Découvertes à Utique, CRAI, 1912, p. 106-114.
1913 Héron
de Villefosse, Récentes découvertes à Utique, CRAI, 1913, p. 104.
Merlin
(A.), Découvertes à Utique, CRAI, 1913, p. 106-114.
1913 Merlin
(A), Inscriptions chrétiennes découvertes à Utique, BSNAF, 1913, p. 95-96.
1913 Héron
de Villefosse, Récentes découvertes à Utique, CRAI, 1913, p. 104.
Merlin
(A.), Découvertes à Utique, CRAI, 1913, p. 106-114.
1913 Merlin
(A), Inscriptions chrétiennes découvertes à Utique, BSNAF, 1913, p.
95-96.
1915 Martin
(J.), Reconnaissance des antiquités préhistoriques de Chaouach: dédicace
romaine à Thala; fouilles à Utique, BCTH, 1915, p. XCVI-XCVIII.
1915 Martin
(J.), Reconnaissance des antiquités préhistoriques de Chaouach: dédicace
romaine à Thala; fouilles à Utique, BCTH, 1915, p. XCVI-XCVIII.
1924
Merlin, Découvertes puniques et chrétiennes dans les ruines d'Utique, BCTH,
1924, p. LXII-LXV.
Moulard
(J.), Poinssot (L.) et Lantier (R.), Fouilles et découvertes à Utique, BCTH,
1924, fig., p. 141-161.
1924
Merlin, Découvertes puniques et chrétiennes dans les ruines d'Utique, BCTH,
1924, p. LXII-LXV.
Moulard
(J.), Poinssot (L.) et Lantier (R.), Fouilles et découvertes à Utique, BCTH,
1924, fig., p. 141-161.
1925
Moulard (J.), Fouilles à Utique, en 1925, BCTH, 1926, p. 225-235.
Delattre
(le P.), Une nécropole punique à Utique, CRAI, 1906, p. 60-63.
1925
Poinssot (L) et Lantier (R.), Mosaïques et sculptures au Musée d'Utique, BSNAF,
1925, p. 241-250, fig.
1925
Poinssot (L) et Lantier (R.), Mosaïques et sculptures au Musée d'Utique, BSNAF,
1925, p. 241-250, fig.
1926
Moulard (J.), Fouilles à Utique, en 1925, BCTH, 1926, p. 225-235.
RECENTE
LITERATUUR:
Alexandre Lezine. – Utique. Note d’archéologie punique, Ant. Af., 5, 1971, p. 87-94.
Hans-Georg Pflaum. – A propos d’une inscription d’Utique, Ant. Af., 6, 1972, p. 173-174.
Gabriella Poma. – Un appello agli schiavi ad Utica
e il ruolo della provincia d’Africa negli anni della lotta tra Mario e Silla, Ant. Af., 17, 1981, p. 21-36.
Fethi Chelbi, Roland Paskoff et Pol Trousset. – La
baie d’Utique et son évolution depuis l’Antiquité : une
réévaluation géoarchéologique, Ant.
Af., 31, 1995, p. 7-52.
Naïdé Ferchiou. – Stucs puniques hellénistiques d’Utique, Ant. Af., 31, 1995, p. 53-80.
Oueslati, A.; Paskoff, R.; Slim, H.: Déplacements de la ligne de rivage
en Tunisie d'après les données de l'archéologie à l'époque historique. - in:
Déplacements des lignes de rivage en Méditerranée d'après les données de
l'archéologie. [Actes du colloque international] Aix-en-Provence , 5-7 septembre 1985. (Paris 1987) 67-85, Abb.
Paskoff, R.; Slim, H.; Trousset, P.: Le littoral de la Tunisie dans
l'antiquité. Cinq ans de recherches géoarchéologiques. - CRAI (1991) 515-546,
Abb.
Chelbi, F.; Paskoff, R.; Trousset, P.: La baie d'Utique et son évolution depuis l'antiquité.
Une réévaluation géoarchéologique. - AntAfr 31 (1995) 7-51, Abb.
Literatuur onder ‘henchirs’ bestand (veelal dubbel).
Utique
P TROUSSET et R. PASKOFF, La
baie d'Utique et son évolution depuis l'Antiquité une
réévaluation géoarchéologique, BCTH, n.s., 23, 1990-92, p. 220
Février (P.A.), Une campagne de fouille à Utique (1957), Karthago, VII,
1956, p. 139-170.
JERZY KOLENDO, Le cirque, l'amphithéâtre et le téâtre d'Utique
d'après la description d A. Daux, Africa
romana, 6, 1988, p.249-265.
RITA ESPOSITO, Le prime spedizioni "scientifiche" ad Utica fra immaginario e archeologi, Africa
romana, 13, 1998, p.541-548.
1994 Picard (C et G.), Problèmes d'Utique, BSNAF, 1994, p.
71-72.
1902 Gauckler (P.), Antiquités romaines récemment découvertes à Utique,
BSAF, 1902, p. 237-244, pl.
1902 Gauckler (P.), Antiquités romaines récemment découvertes à Utique,
BSAF, 1902, p. 237-244, pl.
1904 Carton (Dr.), Inscription romaine relevée à Utique, BCTH,
1904, p. CLXXXVII.
1904 Carton (Dr.), Inscription romaine relevée à Utique, BCTH,
1904, p. CLXXXVII.
1905 Hauvette (G.), Note sur les antiquités d'Utique, BSAF, 1905, p.
262.
1905 Hauvette (G.), Note sur les antiquités d'Utique, BSAF, 1905, p.
262.
1906 Merlin, Les théâtres romains de Carthage et El Jem; la nécropole punique
d'Utique; fragment d'inscription romaine trouvée à Smindja (Tunisie);
inscription romaine sur une colonne à Bir M'Cherga, BCTH, 1906, p.
CXCV-CXCVIII.
Carton (Dr), Inscriptions romaines de Bordj Haouida et d'Utique, BCTH,
1906, p. CCXXXI.
1906 Delattre (le P.), Une nécropole punique à Utique, CRAI, 1906, p.
60-63.
1906 Merlin, Les théâtres romains de Carthage et El Jem; la nécropole punique
d'Utique; fragment d'inscription romaine trouvée à Smindja (Tunisie);
inscription romaine sur une colonne à Bir M'Cherga, BCTH, 1906, p.
CXCV-CXCVIII.
Carton (Dr), Inscriptions romaines de Bordj Haouida et d'Utique, BCTH,
1906, p. CCXXXI.
1911 DELATTRE (A.). - Quelques heures passées à Utique, R. Tun.,
18, 1911, p. 323-326.
1912 Héron de Villefosse, Récentes découvertes à Utique, CRAI,
1912, p. 104.
Merlin (A.), Découvertes à Utique, CRAI, 1912, p. 106-114.
1912 Héron de Villefosse, Récentes découvertes à Utique, CRAI,
1912, p. 104.
Merlin (A.), Découvertes à Utique, CRAI, 1912, p. 106-114.
1913 Héron de Villefosse, Récentes découvertes à Utique, CRAI,
1913, p. 104.
Merlin (A.), Découvertes à Utique, CRAI, 1913, p. 106-114.
1913 Merlin (A), Inscriptions chrétiennes découvertes à Utique, BSNAF,
1913, p. 95-96.
1913 Héron de Villefosse, Récentes découvertes à Utique, CRAI,
1913, p. 104.
Merlin (A.), Découvertes à Utique, CRAI, 1913, p. 106-114.
1913 Merlin (A), Inscriptions chrétiennes découvertes à Utique, BSNAF,
1913, p. 95-96.
1915 Martin (J.), Reconnaissance des antiquités préhistoriques de
Chaouach: dédicace romaine à Thala; fouilles à Utique, BCTH,
1915, p. XCVI-XCVIII.
1915 Martin (J.), Reconnaissance des antiquités préhistoriques de
Chaouach: dédicace romaine à Thala; fouilles à Utique, BCTH,
1915, p. XCVI-XCVIII.
1924 Merlin, Découvertes puniques et chrétiennes dans les ruines
d'Utique, BCTH, 1924, p. LXII-LXV.
Moulard (J.), Poinssot (L.) et Lantier (R.), Fouilles et
découvertes à Utique, BCTH, 1924, fig., p. 141-161.
1924 Merlin, Découvertes puniques et chrétiennes dans les ruines d'Utique,
BCTH, 1924, p. LXII-LXV.
Moulard (J.), Poinssot (L.) et Lantier (R.), Fouilles et
découvertes à Utique, BCTH, 1924, fig., p. 141-161.
1925 Moulard (J.), Fouilles à Utique, en 1925, BCTH, 1926, p.
225-235.
Delattre (le P.), Une nécropole punique à Utique, CRAI, 1906, p. 60-63.
1925 Poinssot (L) et Lantier (R.), Mosaïques et sculptures au Musée
d'Utique, BSNAF, 1925, p. 241-250, fig.
1925 Poinssot (L) et Lantier (R.), Mosaïques et sculptures au Musée
d'Utique, BSNAF, 1925, p. 241-250, fig.
1926 Moulard (J.), Fouilles à Utique, en 1925, BCTH, 1926, p.
225-235.
Alexandre Lezine. – Utique. Note d’archéologie punique, Ant. Af., 5, 1971, p. 87-94.
Hans-Georg Pflaum. – A propos d’une inscription d’Utique, Ant. Af., 6, 1972, p. 173-174.
Gabriella Poma. – Un appello agli schiavi ad Utica
e il ruolo della provincia d’Africa negli anni della lotta tra Mario e Silla, Ant. Af., 17, 1981, p. 21-36.
Fethi Chelbi, Roland Paskoff et Pol Trousset. – La
baie d’Utique et son évolution depuis l’Antiquité : une
réévaluation géoarchéologique, Ant.
Af., 31, 1995, p. 7-52.
Naïdé Ferchiou. – Stucs puniques hellénistiques d’Utique, Ant. Af., 31, 1995, p. 53-80.
Oueslati, A.; Paskoff, R.; Slim, H.: Déplacements de la ligne de rivage
en Tunisie d'après les données de l'archéologie à l'époque historique. - in:
Déplacements des lignes de rivage en Méditerranée d'après les données de
l'archéologie. [Actes du colloque international] Aix-en-Provence , 5-7 septembre 1985. (Paris 1987) 67-85, Abb.
Paskoff, R.; Slim, H.; Trousset, P.: Le littoral de la Tunisie dans
l'antiquité. Cinq ans de recherches géoarchéologiques. - CRAI (1991) 515-546,
Abb.
Chelbi, F.; Paskoff, R.; Trousset, P.: La baie d'Utique et son évolution depuis
l'antiquité. Une réévaluation géoarchéologique. - AntAfr 31 (1995) 7-51, Abb.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten